deficit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fi·cit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tekort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord deficit deficits
verkleinwoord deficitje deficitjes

Zelfstandig naamwoord

deficit o

  1. (medisch) gebrek
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord deficit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
62 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.