defecatie
Nederlands
Woordafbreking
- de·fe·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontlasting’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Naamwoord van handeling van defeceren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | defecatie | - |
verkleinwoord | defecatietje | defecatietjes |
Vertalingen
1. stoelgang, het produceren van ontlasting
Gangbaarheid
- Het woord defecatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'defecatie' herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "defecatie" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- defecatie op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.