decanaat
Nederlands
Woordafbreking
- de·ca·naat
Zelfstandig naamwoord
decanaat o [1]
- waardigheid, ambt van decaan of deken
- ambtsgebied van een deken
- dienstwoning van een deken, dekenij
- dienst van de decaan van een faculteit
Gangbaarheid
- Het woord decanaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'decanaat' herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.