debuggen
Nederlands
Woordafbreking
- de·bug·gen
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
debuggen |
debugde |
gedebugd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
debuggen
- (informatica) overgankelijk de fouten ('bugs') uit een computerprogramma halen
- de programmeertaal die ik gebruik heeft zeer uitgebreide mogelijkheden voor het debuggen (en dat is maar goed ook)
Gangbaarheid
- Het woord debuggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'debuggen' herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.