debuggen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·bug·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
debuggen
debugde
gedebugd
zwak -d volledig

Werkwoord

debuggen

  1. (informatica) overgankelijk de fouten ('bugs') uit een computerprogramma halen
    • de programmeertaal die ik gebruik heeft zeer uitgebreide mogelijkheden voor het debuggen (en dat is maar goed ook) 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord debuggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
54 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.