bug
Nederlands
Woordafbreking
- bug
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘afluisterapparaat’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- uit het Engels: een insect
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bug | bugs |
verkleinwoord | bugje | bugjes |
Zelfstandig naamwoord
bug m
- fout in technisch apparaat
- fout in een computerprogramma
- Dat een ‘derde partij’ de FBI nu gaat helpen met het kraken van de iPhone van één van de schutters bij de massale schietpartij in San Bernardino, komt mogelijk door het beleid van Apple om hackers niet te betalen. Vrijwel alle andere tech-bedrijven zoals Google, Microsoft, Facebook, Twitter en Mozilla betalen hackers juist wel als ze een bug vinden, schrijft The New York Times.[2]
Gangbaarheid
- Het woord bug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bug' herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Engels
Zelfstandig naamwoord
bug
- «The FBI agent placed a bug in the suit of the criminal.»
- De FBI agent plaatste een afluisterapparaat in het pak van de crimineel.
- «The FBI agent placed a bug in the suit of the criminal.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to bug |
he/she/it | bugs |
verleden tijd | bugged |
voltooid deelwoord |
bugged |
onvoltooid deelwoord |
bugging |
gebiedende wijs | bug |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.