criticaster

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cri·ti·cas·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘muggenzifter’ voor het eerst aangetroffen in 1842 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord criticaster criticasters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

criticaster m [3]

  1. (pejoratief) onredelijk recensent, een zeikerd

Gangbaarheid

  • Het woord criticaster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.