cohabitatie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ha·bi·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘paring’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • Naamwoord van handeling van cohabiteren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cohabitatie cohabitaties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

cohabitatie v [3]

  1. (seksualiteit) (formeel) geslachtsgemeenschap
  2. (onwettige, ongehuwde of buitenechtelijke) samenwoning
  3. door de nood gedwongen samenwerking tussen twee onwaarschijnlijke partners

Gangbaarheid

  • Het woord cohabitatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.