cible

Frans
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /sibl/
Woordafbreking
  • ci·ble

Werkwoord
vervoeging van
cibler

cible

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van cibler
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van cibler
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van cibler

Zelfstandig naamwoord
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  cible     la cible     cibles     les cibles  
  1. doel (figuurlijk)
  2. doelwit
  3. doelgroep
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.