certificeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cer·ti·fi·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘voor echt verklaren’ voor het eerst aangetroffen in 1370 [1]
  • afgeleid van het Franse certifier (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
certificeren
certificeerde
gecertificeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

certificeren

  1. overgankelijk het officieel verklaren dat iets geldig is of voldoet aan een norm (zwart op wit geven)
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord certificeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.