cementen
Nederlands
Woordafbreking
- ce·men·ten
Bijvoeglijk naamwoord
cementen
- gemaakt van cement
- bestreken met cement
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
cementen |
cementte |
gecement |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
cementen
- overgankelijk bestrijken of afdekken met cement
- overgankelijk (metaalbewerking) metalen onderdelen met een bindmiddel aan elkaar bevestigen
- overgankelijk (metallurgie) (verouderd) smeedijzer of een metaallegering samen met een andere stof, bijvoorbeeld koolstof, laten gloeien waardoor de samenstelling verandert
Synoniemen
- [1], [3] cementeren
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
cementen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord cement
- Volgens hem bevatten de cementen allemaal dezelfde bestanddelen: aluinaarde, kiezelaarde, kalk en ijzerverzuursel maar in verschillende verhoudingen (…). [2]
Gangbaarheid
- Het woord cementen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'cementen' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
Spaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.