carcinoom

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • car·ci·noom
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kankergezwel’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'karkinōma' (kanker) (met het achtervoegsel -oom) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord carcinoom carcinomen
verkleinwoord carcinoompje carcinoompjes

Zelfstandig naamwoord

carcinoom o

  1. (medisch) kankergezwel, bestaande uit epitheelcellen
Hyponiemen
  • adenocarcinoom, basaalcelcarcinoom, bronchuscarcinoom, cervixcarcinoom, larynxcarcinoom, levercarcinoom, longcarcinoom, mammacarcinoom, ovariumcarcinoom, plaveiselcelcarcinoom, precarcinoom, prostaatcarcinoom, tongcarcinoom, uteruscarcinoom
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord carcinoom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.