carcinogeen
Nederlands
Woordafbreking
- car·ci·no·geen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kankerverwekkend’ voor het eerst aangetroffen in 1939 [1]
- met het voorvoegsel carcino- met het achtervoegsel -geen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | carcinogeen | carcinogener | carcinogeenst |
verbogen | carcinogene | carcinogenere | carcinogeenste |
partitief | carcinogeens | carcinogeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
carcinogeen
- (medisch) kankerverwekkend d.w.z. dat wanneer men in contact met de stof komt, dit kanker kan veroorzaken
Gangbaarheid
- Het woord carcinogeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'carcinogeen' herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.