cameel
Nederlands
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cameel | camelen |
verkleinwoord | cameeltje | cameeltjes |
Zelfstandig naamwoord
cameel
- verouderde spelling of vorm van kameel van vóór 1996
- De Cameel, op welcke hy ſat, was ſeer gequerſt. [1]
Verwijzingen
- Vries, Simon (1682). Curieuse aenmerckingen der bysonderste Oost en West-Indische verwonderens-waerdige dingen: nevens die van China, Africa, en andere gewesten des werelds ... In een bequaeme orde gebraght; oock soo met ondersoeckende als vergelijckende redenvoeringen verhandeldt, deel 2, p. 757. Uitg.: J. Ribbius.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.