calculus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  calculus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɑlkylʏs/
Woordafbreking
  • cal·cu·lus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord calculus calculi
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

calculus m [2]

  1. rekenwijze, rekenmethode
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord calculus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

enkelvoud meervoud
calculus -

Zelfstandig naamwoord

calculus

  1. (wiskunde) differentiaal- en integraalrekening
  1. «Many freshmen find calculus a big stumbling block.»
    Veel eerstejaars vinden differentiaal- en integraalrekening een groot struikelblok.


Latijn

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van calx (gen. calcis; « steen, kalk ») met het achtervoegsel -ulus.

Zelfstandig naamwoord

calcŭlus m

  1. steentje
  2. steen in de blaas
  3. steen = stuk in het spel, ook van glas, ivoor of was
  4. rekensteen, rekenbord, rekening, berekening
  5. stemsteen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.