burn-out
Nederlands
Woordafbreking
- burn-out
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘oververmoeidheid door stress’ voor het eerst aangetroffen in 1994 [1]
- (samenkoppeling) van het Engelse burn en out [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | burn-out | burn-outs |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
burn-out m o
- (psychologie) (medisch) het gevoel opgebrand te zijn, geen energie of motivatie meer vinden als gevolg van langdurig te hoge werkdruk
- laagopgeleide jongeren hebben vaakst burn-out [3]
- 'Werkgevers doen weinig om herhaling burn-out werknemer te voorkomen' [4]
- “Een burn-out wijst erop dat je al te lang iets doet waar je ongelukkig van wordt” [5]
Gangbaarheid
- Het woord burn-out staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'burn-out' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.