bundelen
Nederlands
Woordafbreking
- bun·de·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bundelen |
bundelde |
gebundeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bundelen
- overgankelijk in een bundel tezamen nemen
- In deze uitgave zijn een aantal van zijn krantenartikelen gebundeld.
- de krachten bundelen: door samen te werken sterker worden
- Om de concurrent het hoofd te kunnen bieden wil Ziggo dit jaar fuseren met Vodafone Nederland en zo ook op de markt voor telefonie de aanval openen op KPN. Voordat de bedrijven hun krachten kunnen bundelen, moeten ze wel eerst toestemming krijgen van de Europese Commissie. Daarover is voert Liberty Global nu “constructief overleg”, stelt het bedrijf.[1]
Gangbaarheid
- Het woord bundelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bundelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Joost Pijpker NRC 10 mei 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.