buitje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: buitje (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈbœʏcjə/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈbœːtjə/
Woordafbreking
- bui·tje
Zelfstandig naamwoord
buitje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bui
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord buit
Gangbaarheid
- Het woord buitje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'buitje' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.