breeuwen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • breeu·wen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘naden dichten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
breeuwen
breeuwde
gebreeuwd
zwak -d volledig

Werkwoord

breeuwen

  1. overgankelijk (scheepvaart) het dichten van de naden van de scheepshuid met vezels en pek
    • De dekken werden gebreeuwd, [en] buiten boord de ijzeren huid boven water gebikt en geschraapt. 
Synoniemen
  • kalefaten, kalfaten
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord breeuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
38 %van de Nederlanders;
15 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.