braaksel

Nederlands

braaksel op de grond
Uitspraak
Woordafbreking
  • braak·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van braken met het achtervoegsel -sel
enkelvoud meervoud
naamwoord braaksel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

braaksel [1]

  1. dat wat gebraakt is
    • Na het wilde studentenfeest stonk het hele huis naar bier en braaksel.  

Gangbaarheid

  • Het woord braaksel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.