boerenslimheid
Nederlands
Woordafbreking
- boe·ren·slim·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boer en slimheid met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boerenslimheid | boerenslimheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
boerenslimheid v
- een eigenschap die mensen wordt toegeschreven wanneer zij zonder enige vooropleiding te hebben gevolgd een logische redenatie volgen of duidelijk aanvoelen hoe de vork in de steel zit
- Maar sparren met elkaar, dat doen ze niet. „Ik heb veel respect voor hem als sportman en vind het echt geen onaardige jongen, maar gevoelsmatig heb ik niks met hem. Hij is kort door de bocht, een rauwdouwer met boerenslimheid. Ik zit anders in elkaar, maar gun hem zijn succes.”[1]
Gangbaarheid
- Het woord boerenslimheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- NRC Michiel Dekker 22 augustus 2011
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.