blokker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blok·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van blokken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord blokker blokkers
verkleinwoord blokkertje blokkertjes

Zelfstandig naamwoord

blokker m

  1. iemand die hard studeert.
    • Hij was een echte blokker die al weken voor zijn examen heel hard aan het studeren is. 
  1. verkorting van blokkeerder.
    • Hij gebruikte bèta-blokkers tegen hoge bloeddruk. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • blokkerboon

Gangbaarheid

  • Het woord blokker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.