blancheren
![](../I/m/Blanching_(cooking)-01.jpg)
Blancheren.
Nederlands
Woordafbreking
- blan·che·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘spijzen enkele minuten opkoken, licht van kleur maken’ voor het eerst aangetroffen in 1761 [1]
- afgeleid van het Franse blanchir (met het achtervoegsel -eren) [2]
[3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blancheren |
blancheerde |
geblancheerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
blancheren
- overgankelijk (kookkunst) het gedurende zeer korte tijd in kokend water gaar laten worden van voedingsmiddelen, zodat geur, smaak en uiterlijk optimaal behouden blijven
- Blancheren gebeurt altijd zonder deksel.
Vertalingen
1. het gedurende zeer korte tijd in kokend water gaar laten worden van voedingsmiddelen, zodat geur, smaak en uiterlijk optimaal behouden blijven
Gangbaarheid
- Het woord blancheren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blancheren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.