bivak
Nederlands
Woordafbreking
- bi·vak
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘legerplaats onder de blote hemel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bivak | bivakken |
verkleinwoord | bivakje | bivakjes |
Zelfstandig naamwoord
bivak o
- kampement voor een leger of expeditie
- Zij sloegen een bivak op aan de voet van de berg.
Gangbaarheid
- Het woord bivak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bivak' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.