bic

1. balpen

Nederlands
Uitspraak
  • Geluid:  bic    (hulp, bestand)
  • IPA: / bɪk /
Woordafbreking
  • bic
Woordherkomst en -opbouw
  • naar het gelijknamige merk (logo: BiC) van het bedrijf BIC , genoemd naar de oprichter, M. Bich
enkelvoud meervoud
naamwoord bic bics
verkleinwoord bicje bicjes

Zelfstandig naamwoord

bic m

  1. balpen
    • Hij heeft altijd de prozaïsche, proletarische bic gebruikt om te denken en schrijven, om krabbels te maken, om te tekenen, en zich door het overschrijven en bedekken van prentkaarten en foto's de kunstgeschiedenis toe te eigenen. [1]

Gangbaarheid
  • Het woord 'bic' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
50 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen
  1. Verschaffel, B. "Leven en werken van Jan Fabre" in: Figuren / Essays. (1995) Van Halewyck, Leuven / De Balie, Amsterdam; ISBN 90 5617 035 X; p. 204; geraadpleegd 2017-07-11

Frans
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bic     le bic     bics     les bics  

Zelfstandig naamwoord

bic m

  1. balpen
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

bic m

  1. (pejoratief) Arabier [1]
Synoniemen

Verwijzingen
  1. Wouw, B. van de Woordenboek populair Frans - Nederlands 2e druk (2014) Uitgeverij Arti-Choc, Breda; p. 27
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.