bezieler

Nederlands

Basiel de Craene bezieler van de Vlaamse poëziedagen in Merendree
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zie·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling bezielen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord bezieler bezielers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bezieler m [1]

  1. iemand die anderen ergens enthousiast voor maakt
    • De Amerikaanse winkels van computergigant Apple sluiten morgen gedurende drie uur om de werknemers toe te laten de ceremonie als hommage aan Steve Jobs te kunnen volgen. De stichter en bezieler van Apple stierf op 5 oktober op 56-jarige leeftijd.[2] 
    • Vanaf de 37e editie combineert Flanders Classics het veldritverhaal met de voorjaarsklassiekers op de weg. Etienne Gevaert, eigenaar van de veldrit in Gavere en bezieler van de Superprestige, wordt erevoorzitter van de nieuwe structuur.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord bezieler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.