bevroeden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vroe·den
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘begrijpen’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • afgeleid van vroed (wijs) met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bevroeden
bevroedde
bevroed
zwak -d volledig

Werkwoord

bevroeden

  1. inergatief begrijpen, vermoeden
    • Hij sprak die woorden uit, zonder te bevroeden hoe profetisch deze zouden zijn. 
    • Hij had kunnen bevroeden dat het geen zuivere koffie was. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bevroeden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.