bevlogen
Nederlands
Woordafbreking
- be·vlo·gen
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van bevliegen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ie-oo (/iː/ - /oː/)
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bevliegen |
bevlogen
- meervoud verleden tijd van bevliegen
- Wij bevlogen.
- Jullie bevlogen.
- Zij bevlogen.
- Wij bevlogen.
- voltooid deelwoord van bevliegen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bevlogen | bevlogener | bevlogenst |
verbogen | bevlogenste | ||
partitief | bevlogens | bevlogeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bevlogen
- met grote passie, met veel inspiratie, met grote ijver
- Hij was een bevlogen medewerker bij artsen zonder grenzen.
Gangbaarheid
- Het woord bevlogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bevlogen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.