beug
Nederlands
Woordafbreking
- beug
Zelfstandig naamwoord
beug v / m [2]
- vistuig bestaande uit een lijn waaraan korte dwarslijntjes zijn vastgemaakt, voorzien van vishaken
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beugen |
beug
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beugen
- Ik beug.
- gebiedende wijs van beugen
- Beug!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beugen
- Beug je?
Gangbaarheid
- Het woord beug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beug' herkend door:
14 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.