betitelen
Nederlands
Woordafbreking
- be·ti·te·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
betitelen |
betitelde |
betiteld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
betitelen
- overgankelijk soms in negatieve zin een naam of classificatie aan iets hechten
- Zo werd Obama door de oppositie als de grootste voedselcoupon-president betiteld.
Gangbaarheid
- Het woord betitelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'betitelen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.