betitelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ti·te·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van titel met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
betitelen
betitelde
betiteld
zwak -d volledig

Werkwoord

betitelen

  1. overgankelijk soms in negatieve zin een naam of classificatie aan iets hechten
    • Zo werd Obama door de oppositie als de grootste voedselcoupon-president betiteld. 

Gangbaarheid

  • Het woord betitelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.