bestudeerdheid
Nederlands
Woordafbreking
- be·stu·deerd·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van bestudeerd bn met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bestudeerdheid | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
bestudeerdheid v
- licht (pejoratief) mate waarin een kunstuiting het resultaat van oefening en theoretische kennis lijkt, ontbreken van spontaniteit
- De enorme ervaring van het kwartet leidt nergens tot bestudeerdheid, maar blijkt juist de basis voor vitale, bijna spontane uitvoeringen die een intense betrokkenheid tonen met deze muziek. [1]
- Bij zijne natuurlijke dictie heeft hij, en vooral was dit dezen avond het geval, eene zekere bestudeerdheid van manieren en bewegingen, die wij hem gaarne zagen afleggen. [2]
- mate waarin een onderwerp is onderzocht
- Er bestaat meer "commentaar op Achterberg" dan commentaar op Joachim Oudaen! Neen, niet de bestudeerdheid van de tekst beslist in dit geval, maar de aard van de studie! [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'bestudeerdheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Jansen, K. "Tokyo Kwartet" in: NRC Handelsblad jrg. 24 nr. 133 (7 maart 1994); p. 8 kol. 3; geraadpleegd 2018-11-27
- "Salon du Vaudeville Francais." in: Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad jrg. 1 nr. 70 (4 november 1857); p. 1 kol. 4; geraadpleegd 2018-11-27
- Duinkerken, A. van "G.Knuvelder’s 'Vierde Deel'. Ontleden, beschrijven, beoordelen" in: De Tijd jrg. 109 nr. 35468 (10 oktober 1953); p. 7 kol. 7; geraadpleegd 2018-11-27
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.