bestijgen
Nederlands
Woordafbreking
- be·stij·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bestijgen |
besteeg |
bestegen |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
bestijgen
- overgankelijk bovenop iets zien te geraken
- Hij nam ook deel aan het feest, dat werd gegeven toen het Paleis weer helemaal in zijn vroegere glorie was hersteld en Koning Palet zijn oude troon weer kon bestijgen. [1]
- Deze berg werd pas in de jaren vijftig voor het eerst bestegen.
- de troon ~ vorst of vorstin worden
- paarden etc. de geslachtsdaad uitvoeren
Gangbaarheid
- Het woord bestijgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bestijgen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.