bespeling
Nederlands
Woordafbreking
- be·spe·ling
Zelfstandig naamwoord
bespeling v [1]
- het gebruikmaken van een sport faciliteit
- Hendry Bosch, voorzitter van de vertrouwenscommissie Bosch, stelt dat de samenwerking met Rietvogels goed verloopt. „In tegenstelling tot wat Rietvogels beweert zit het overleg niet muurvast, maar zijn beide clubs weer begonnen met gesprekken die er toe moeten leiden dat een efficiënte invulling wordt gegeven aan de bespeling van sportcomplex De Riet”, schrijft hij. [2]
Gangbaarheid
- Het woord bespeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bespeling' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 23-02-09 DVO’71 wil wel naar De Riet
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.