besjoemelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·sjoe·me·len
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘bedotten’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
  • afgeleid van sjoemelen met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
besjoemelen
besjoemelde
besjoemeld
zwak -d volledig

Werkwoord

besjoemelen

  1. overgankelijk (informeel) bedriegen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • besjoemelarij

Gangbaarheid

  • Het woord besjoemelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.