berig
Nederlands
Woordafbreking
- be·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | berig | beriger | berigst |
verbogen | berige | berigere | berigste |
partitief | berigs | berigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
berig
- (seksualiteit) naar de beer (mannetjesvarken) verlangend
- door het toepassen van de berenspray werd de zeug meteen berig
Afgeleide begrippen
- berigheid
Gangbaarheid
- Het woord berig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'berig' herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.