beloopbaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·loop·baar
Woordherkomst en -opbouw

afleiding van naamwoord van handeling lopen met het achtervoegsel -baar

stellendvergrotendovertreffend
onverbogen beloopbaarbeloopbaarderbeloopbaarst
verbogen beloopbarebeloopbaarderebeloopbaarste
partitief beloopbaarsbeloopbaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

beloopbaar

  1. dat je ergens overheen kunt lopen
    • Het ijs is door de strenge vorst nu al beloopbaar 
    • Het drassige weiland is voor vrouwen met hoge hakken moeilijk beloopbaar. 
  1. zo klein dat alles lopend bereikt kan worden
    • “De overeenkomsten met boekendorpen in Wales en België lagen voor het oprapen,” zegt voorzitter Henk Ruessink. “Geïsoleerde plaatsen, met een eeuwenlange geschiedenis van oorlog, in een toeristisch aantrekkelijke omgeving, klein en dus beloopbaar.”[1] 

Gangbaarheid

  • Het woord beloopbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Edith Schoots NRC 26 augustus 1993
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.