belezing
Nederlands
Woordafbreking
- be·le·zing
Zelfstandig naamwoord
belezing v [1]
- het met liturgische gebeden uitdrijven van de duivel
- Een man werd erg ziek na het eten van een peer die hij van Elisabeth had gekregen. Hij kreeg hevige pijnen in de hartstreek maar kon door belezing gered worden.
- Getuigen bevestigden Guiselynes jarenlange heksenfaam. Mensen en dieren waren ziek geworden na contact met haar. Ofwel stierven ze, ofwel waren ze genezen na kerkelijke belezingen.
Gangbaarheid
- Het woord 'belezing' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'belezing' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.