belegen
Nederlands
Woordafbreking
- be·le·gen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | belegen | belegener | belegenst |
verbogen | belegenste | ||
partitief | belegens | belegeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
belegen [1]
- wat is jouw taalgebruik toch belegen, man
- (voeding) (kookkunst) (van kaas) geruime tijd in een pekelbad behandeld en daarna 16-18 weken gerijpt (of 7-8 maanden voor extra belegen)
- Deze kaas is belegen te noemen.
Vertalingen
1. lang of een voldoende tijd gelegen hebbend
Gangbaarheid
- Het woord belegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'belegen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.