belediger
Nederlands
Woordafbreking
- be·le·di·ger
Zelfstandig naamwoord
belediger m [1]
- iemand die nare, schofferende opmerkingen maakt over iets of iemand
- Het is beter om Jeroen de Kreek, oud-advocaat, holocaustontkenner en notoire belediger, voortaan te negeren. Die suggestie geeft de rechtbank in Amsterdam het Openbaar Ministerie (OM) mee. De Kreek stond voor de zoveelste keer voor de rechter, deze keer voor belediging van toenmalig Tweede Kamerlid Jeanine Hennis-Plasschaert en arabist Hans Jansen. [2]
- Junaid reisde geregeld door Europa. Op zaterdag 25 augustus reisde hij met de bus van Parijs naar Amsterdam. Twee dagen later nam hij in een döner-zaak op het centraal station van Den Haag met zijn telefoon een filmpje op. ,,Op dit moment mijn enige doelwit is de belediger van Mohamed, met Gods wil zal ik die hond, die belediger, naar de hel sturen. [3]
Gangbaarheid
- Het woord belediger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'belediger' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 01-05-13 OM: Gestoorde belediger 'beter negeren'
- Tubantia 18-12-18 Beelden medeverdachte bedreigen Geert Wilders vrijgegeven
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.