behuisd
Nederlands
Woordafbreking
- be·huisd
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van behuizen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
behuizen |
behuisd
- voltooid deelwoord van behuizen
stellend | |
---|---|
onverbogen | behuisd |
verbogen | behuisde |
partitief | behuisds |
Bijvoeglijk naamwoord
behuisd
- ~~ behuisd zijn: van een woning of gebouw voorzien zijn met de ~~ eigenschap
- Het Nederlands Blazers Ensemble heeft er inmiddels verschillende op zijn naam staan: pocketopera’s. Dat zijn beroemde opera’s in een radicale bewerking die misschien niet in je broekzak past, maar wel in bescheiden behuisde theaters. Deze versie van Mozarts Don Giovanni, opera aller opera’s, duurt een uurtje (i.p.v. drie) en volgt één verhaallijn: de wraak van Donna Anna op de onverbeterlijke verleider Don Giovanni.[1]
- voorzien zijn van een huis
- Drewerd of Drewerderhof is een behuisde wierde bij Garrelsweer (gemeente Loppersum).
Hyponiemen
- kleinbehuisd
Gangbaarheid
- Het woord behuisd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'behuisd' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Joep Stapel 27 januari 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.