onbehuisd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·huisd
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling behuizen met het voorvoegsel on-
stellend
onverbogen onbehuisd
verbogen onbehuisde
partitief onbehuisds

Bijvoeglijk naamwoord

onbehuisd [1]

  1. geen woning hebbend
    • Nog altijd tienduizenden Pakistanen onbehuisd: Tienduizenden overlevenden van de aardbeving die in oktober vorig jaar Pakistan trof, wonen nog altijd in tenten en hutten. Dat hebben Britse hulporganisaties woensdag gemeld. Volgens Oxfam wonen meer dan 40.000 mensen in vlucht [2] 
  1. van een gebied dat er een woningen staan
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onbehuisd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.