bebossing

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·bos·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van bos met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord bebossing -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bebossing v

  1. het bedekt zijn met bos van een gebied
    • De bebossing van dat gebied is een stuk verminderd door houtkap. 
  1. het bedekken van een gebied met bos
    • De bebossing van dat gebied is aardig op gang gekomen. 

Gangbaarheid

  • Het woord bebossing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.