bazen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·zen

Zelfstandig naamwoord

bazen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord baas
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bazen
baasde
gebaasd
zwak -d volledig

Werkwoord

bazen

  1. bazig doen, de baas zijn over iemand
    • Houd op met bazen en doe gewoon mee. 
  1. (verouderd) ijlen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bazen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.