basset

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bas·set
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord basset bassets
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

basset m

  1. (zoogdieren) gevlekte 'drijvende' jachthond met korte poten en hangoren
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord basset staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.