bankieren
Nederlands
Woordafbreking
- ban·kie·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bankieren |
bankierde |
gebankierd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bankieren
- inergatief de geldzaken regelen met een bank of financiële instelling
- Een groot gedeelte van het midden- en kleinbedrijf bankiert bij die bank.
- Er wordt steeds meer via het internet gebankierd.
Hyponiemen
- internetbankieren, schatkistbankieren, telebankieren, thuisbankieren
Gangbaarheid
- Het woord bankieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bankieren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.