balsa

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  balsa    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑlsa/
Woordafbreking
  • bal·sa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balsa -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

balsa o

  1. (plantkunde) boomsoort uit tropisch Amerika Ochroma pyramidale
    • Snelle groeiers zijn bijvoorbeeld kapok en balsa, banaan en papaya. [2]
  1. (materiaalkunde) zeer lichte houtsoort, afkomstig van Ochroma pyramidale
    • Als schooljongen staarde Gerard Rutten (64) naar de luidruchtige militaire vliegtuigen die het luchtruim boven de Nijmeegse Ooypolder als oefengebied gebruikten, werd lid van een luchtvaartclub en bouwde er van balsa en papier zijn eerste zweeftoestellen. [3]

Gangbaarheid

  • Het woord balsa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
35 %van de Nederlanders;
25 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

enkelvoud meervoud
balsa balsas

Zelfstandig naamwoord

balsa v

  1. (scheepvaart) vlot
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.