ballotage
Nederlands
Woordafbreking
- bal·lo·ta·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het balloteren’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van balloteren met het achtervoegsel -age [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ballotage | ballotages |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
ballotage v
- het stemmen over iemands toelating bij een sociëteit of vereniging
- De ballotage bepaalde of hij lid mocht worden.
- (België) een herstemming
- Wij eisen een ballotage!
Afgeleide begrippen
- [1] ballotageprocedure
Gangbaarheid
- Het woord ballotage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ballotage' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.