bagger
Nederlands
Woordafbreking
- bag·ger
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘slijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1526 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bagger | baggers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
bagger v/m
- opgebaggerd sediment, natte modder
- Je hebt bagger aan je laarzen. Doe ze uit!
- (figuurlijk), (informeel) iets slechts, iets waardeloos
- Ik vind het allemaal bagger.
- tropische zuigvis
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord bagger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bagger' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.