bacon

bacon

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·con
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘spek’ voor het eerst aangetroffen in 1949 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bacon -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bacon m / o [3]

  1. (voeding) licht gezouten en gerookt mager spek (met vlees eraan)
    • In Engeland eet meen bacon and eggs voor het ontbijt. 
Afgeleide begrippen
  • baconalfabet
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bacon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.