bachelor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bachelor    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛtʃələr/
Woordafbreking
  • ba·che·lor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bachelor bachelors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bachelor m

  1. academische titel, te behalen na drie tot vijf jaar hoger onderwijs
  2. iemand die de graad van bachelor heeft behaald
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • bachelordiploma, bachelorfase, bachelorgraad, bacheloronderwijs, bacheloropleiding, bachelorparty
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bachelor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

bachelor m

  1. vrijgezel
  2. bachelor, een academische graad
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.