avance

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  avance    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈvɑ̃sə/
Woordafbreking
  • avan·ce
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toenaderingspoging’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
  • van Frans avance [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord avance avances
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

avance m/v

  1. poging tot toenadering
  2. voorschot
  3. (verouderd) voordeel, winst
Typische woordcombinaties
  • avances maken
toenadering zoeken

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord avance staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
avanzar

avance

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.