avance
Nederlands
Woordafbreking
- avan·ce
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toenaderingspoging’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
- van Frans avance [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | avance | avances |
verkleinwoord | - | - |
Typische woordcombinaties
- avances maken
toenadering zoeken
Gangbaarheid
- Het woord avance staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'avance' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
avanzar |
avance
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van avanzar
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.